Originally posted by MarcelB
er is geen max vermogen in EU! (al sinds +/- 1995 niet meer)
bullshit....... het max. vermogen van 4 kW is in 2003 ingevoerd
15 juli 2003
Onderstaande vragen heb ik op 15 juli aan de Europese Commissie gesteld naar aanleiding van de situatie in Rotterdam. De antwoorden die ik ontving op 25 augustus kunt u eronder lezen. Zie ook het persbericht
Volgens de richtlijn betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (2002/24/EG) van 18 maart 2002 mogen scooters een nominaal continu maximumvermogen van 4 kW hebben (artikel 1, lid 2). In Nederland bestond vroeger het maximumvermogen voor deze voertuigen van 1,5kW. Door de invoering van deze richtlijn kunnen Italiaanse scooters met een vermogen van 4kW zonder problemen worden geïmporteerd.
In veel Nederlandse gemeenten, waaronder Rotterdam, loopt de overlast van jongeren met scooters de spuigaten uit. Voor veel bewoners staat dit in de top drie van overlast in de buurt. Geluidsoverlast van piepende banden, opgevoerde motoren en ingebouwde geluidsinstallaties en scooterraces die tot diep in de nacht doorgaan. Daarnaast is sprake van hinderlijk rijgedrag (te hoge snelheid, rijden op fietspaden en trottoirs). De Nederlandse politie heeft bij het aanpakken van deze problemen te maken met de gevolgen van de harmonisering van de Europese interne markt, in het bijzonder bovengenoemde richtlijn.
Is de Commissie van mening dat regelgeving omtrent verkeersveiligheid is voorbehouden aan de lidstaten?
Is de Commissie van mening dat wangedrag van scooter-berijders onderdeel is van de bedreiging van de verkeersveiligheid?
Kan de Nederlandse regering in de ogen van de Commissie - overeenkomstig artikel 4, lid 6, van richtlijn 2002/24/EG en artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag - overgaan tot het treffen van nationale bepalingen waarbij technische goedkeuring aan deze voertuigen kan worden geweigerd?
Overweegt de Commissie een bijstelling (naar beneden) van het maximumvermogen van scooters?
Antwoord van de heer Liikanen
namens de Commissie
(25 augustus 2003)
Kaderrichtlijn 2002/24/EG van het Parlement en de Raad van 18 maart 2002 heeft betrekking op de type-goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en vervangt de vroegere Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992. In geen van beide richtlijnen wordt een definitie van "scooter" gegeven. Gewoonlijk verstaat men onder een scooter een twee- of driewielig motorvoertuig met bouwspecificaties voor de carrosserie. Over het algemeen vallen zij onder de categorie bromfietsen.
In beide richtlijnen worden tweewielige bromfietsen met een inwendige-verbrandingsmotor gedefinieerd als motorvoertuigen met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm<SUP>3</SUP> en een maximumsnelheid van niet meer dan 45 kilometer per uur (km/h). Richtlijn 2002/24/EG bepaalt daarnaast een beperking van het maximumvermogen tot 4 kilowatt (kW), maar alleen voor twee- en driewielige elektrische bromfietsen en driewielige dieselbromfietsen. Deze typen komen slechts in zeer kleine aantallen voor en het laatstgenoemde type vooral in Zuid-Europa. Voor de grote meerderheid van bromfietsen is er met de nieuwe kaderrichtlijn niets in de rechtsgrondslag veranderd. Het is daarom onduidelijk hoe de situatie inzake bromfietsen kan zijn veranderd zoals de geachte afgevaardigde verklaart, vooral omdat Richtlijn 2002/24/EG ten vroegste vanaf 9 mei 2003 (naar keuze van de constructeur) in werking treedt, en pas met ingang van 9 november 2003 algemeen verplicht wordt gesteld.
Om de hierboven genoemde redenen is de Commissie niet van plan om de definities van bromfietsen te wijzigen.
De Commissie is van mening dat de verantwoordelijkheid voor verkeersveiligheid, meer speciaal de vaststelling van regelgeving ter zake, een gedeelde verantwoordelijkheid is tussen alle bij de verkeersveiligheid betrokken niveaus, van elke individuele weggebruiker tot de lokale, regionale, nationale en Europese overheden. Dit blijkt in alle duidelijkheid uit de recente mededeling van de Commissie : "Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid - Terugdringing van het aantal verkeersslachtoffers in de Europese Unie met de helft in de periode tot 2010: een gedeelde verantwoordelijkheid". Artikel 71 van het EG-Verdrag stelt de Unie in staat wetgevende maatregelen te treffen om binnen de grenzen van de subsidiariteit de veiligheid in de vervoersector te verbeteren. In dit verband heeft de Unie daarom haar goedkeuring gehecht aan wetgeving op diverse gebieden als het gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen, de periodieke technische inspectie van motorvoertuigen, wegcontroles, controleapparaten, snelheidsbegrenzers, het gewicht en de afmetingen van de voertuigen, het vervoer van gevaarlijke goederen, rijbewijzen en bepaalde aspecten van de chauffeursopleiding.
De Commissie is het ermee eens dat onverantwoord rijgedrag door alle weggebruikers (niet alleen scooterchauffeurs) een van de problemen is waardoor de verkeersveiligheid in het gedrang wordt gebracht. Het komt echter in de eerste plaats de overheden in de lidstaten toe, door een toepassing van de noodzakelijke maatregelen en een voldoende aantal controles, de volledige naleving van de verkeersregels door de weggebruikers af te dwingen.
Artikel 4, lid 6, van Richtlijn 2002/24/EG biedt een lidstaat de mogelijkheid om de goedkeuring van een type voertuig te weigeren indien hij constateert dat een voertuig, systeem, technische eenheid of onderdeel voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn, doch niettemin de verkeersveiligheid ernstig in gevaar brengt. Algemeen wordt deze bepaling zo geïnterpreteerd dat de lidstaten de goedkeuring van een type voertuig kunnen weigeren indien een bepaald voertuig of onderdeel een risico vormt voor de verkeerveiligheid. Deze bepaling betekent echter niet dat de lidstaten nationale voorschriften kunnen invoeren op grond waarvan de goedkeuring van bepaalde categorieën voertuigen kan worden geweigerd. De technische normen voor de goedkeuring van motorfietsen zijn op communautair niveau geharmoniseerd en om die reden kunnen de lidstaten ter zake geen eigen regelgeving invoeren.
Artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag biedt de lidstaten de mogelijkheid om nationale bepalingen te treffen die onder bepaalde specifieke voorwaarden sommige communautaire harmonisatiemaatregelen opheffen. Het artikel bepaalt dat, indien een lidstaat het na het nemen van een harmonisatiemaatregel noodzakelijk acht nationale bepalingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, de betrokken lidstaat de Commissie in kennis stelt van de voorgenomen bepalingen en de redenen voor het vaststellen ervan. De Commissie zal deze bepalingen dan evalueren. Indien Nederland bepalingen wil treffen die verder gaan dan de communautaire regelgeving, moet het derhalve bewijzen dat aan alle voorwaarden van artikel 95, lid 5, is voldaan.