/Lieve zoon, Ik schrijf deze brief langzaam, want ik weet dat je nog
niet snel kan lezen.
We wonen niet meer op dezelfde plek als toen je vertrok. Je vader las in de
krant dat de meeste ongelukken dicht bij huis gebeuren, dus zijn we maar
verhuisd. Jammer genoeg kan ik je het adres ook niet sturen, want de mensen
die hier woonden hebben het huisnummer meegenomen toen ze verhuisden zodat
ze hun adres niet hoefden te veranderen. Het is hier echt erg leuk. Er is
zelfs een wasmachine. Ik weet wel nog niet of het goed werkt, want vorige
week heb ik er kleren ingedaan en ze nooit meer teruggezien. Het weer is ook
best wel mooi hier.
Vorige week heeft het maar twee keer geregend: de eerste keer drie dagen en
de tweede keer vier dagen. Die jas die je vroeg, oom Henk zei dat het te
zwaar zou zijn om over de post te sturen, dus we hebben de knopen maar
afgesneden en in de zakken gedaan.
Gisteren heeft Mark zijn sleutels in de auto opgesloten. We maakten ons
zorgen, want het duurde zeker twee uren om mij en je vader eruit te krijgen.
Je zus Anne is vanmorgen bevallen. We weten nog niet of het een jongen of meisje is, dus ik kan je nog niet zeggen of je oom of tante geworden bent.
De baby lijkt sprekend op je broer.
Oom Henk is vorige week in een vat whisky gevallen. Een paar kerels
probeerden hem eruit te trekken, maar hij heeft zich dapper verzet. We
lieten hem cremeren, en hij heeft zeker drie dagen lang gebrand.
Drie van je vrienden zijn zaterdag met de pickup van een brug af gereden.
Maarten zat aan het stuur. Hij deed het raam omlaag en kon zo zichzelf
redden. De twee anderen zaten achterin, en zijn dus verdronken want ze
konden het achterraampje niet openkrijgen.
Voor de rest is er geen nieuws. Er gebeurt hier niet zoveel hoor.
Liefs,
Ma
p.s.: Ik zou wat geld voor je sturen, maar ik had de enveloppe al
dichtgeplakt. Sorry.